Voorgewende dwaling bij schenkingen met BOR-toepassing slaagt niet
Ouders met een onderneming zoeken net als de meeste ouders naar mogelijkheden om hun kinderen al bij leven schenkingen te doen, zodat later erfbelasting over dat deel kan worden voorkomen. Zo kunnen ouders bijvoorbeeld certificaten van aandelen aan hun kinderen schenken. Niemand kan echter in de toekomst kijken, wat betekent dat het ook wel eens niet goed kan uitpakken.
Een dergelijke zaak speelde onlangs voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ouders hadden elk van hun kinderen certificaten van aandelen in hun bv geschonken onder toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Dat was extra voordelig omdat de belastingvrijstelling in deze regeling vele malen hoger is dan de vrijstelling bij gewone schenkingen. Na het overlijden van een van de ouders – binnen vijf jaar na de schenking – blijkt dat de onderneming failliet zal gaan. De achtergebleven ouder en de kinderen sluiten een overeenkomst van dwaling. Daarin stellen zij zich niet bewust te zijn geweest van de mogelijkheid dat de onderneming binnen vijf jaar na overlijden van de overleden ouder failliet zou kunnen gaan. Zij stelden dat de onderneming niet kan worden voortgezet door oorzaken die buiten hun macht liggen. De certificaten worden terug geleverd aan de angstlevende ouder. Kort daarna volgt het faillissement van de onderneming.
De fiscus is er snel bij en legt een forse navorderingsaanslag op. Partijen vragen de rechter om die te vernietigen. De Hoge Raad heeft namelijk enkele jaren geleden in een dergelijke zaak geoordeeld dat vernietiging van een schenking wegens wederzijdse dwaling tot vermindering leidt van de schenkbelasting, tenzij partijen het beroep op vernietiging hebben voorgewend.
Daarvan bleek echter in deze zaak geen sprake, zo oordeelde de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en concludeerde dat er geen sprake was van wederzijdse dwaling. Het argument daarvoor was dat pas twee jaar na de schenking rekening werd gehouden met de mogelijkheid van een faillissement. Dat de ouders en de kinderen zich pas na de schenking realiseerden dat een faillissement binnen vijf jaar zou leiden tot het terugnemen van de BOR, wil niet zeggen dat een beroep op dwaling mogelijk is. Daarmee acht de rechter het beroep op vernietiging van de schenking wegens wederzijdse dwaling te zijn voorgewend. De schenking is niet ongedaan gemaakt als gevolg van dwaling. De fiscus wordt in het gelijk gesteld.
Wilt u meer weten over de bedrijfsopvolgingsregeling in relatie tot schenkingen? Bel ons voor een afspraak.